Dit is mijn familie. Ik heb een vader en een moeder. Mijn ouders zijn lief.
Ik heb ook een broer. Mijn broer heet Jan. Hij is student. Ik heb geen zus.
Mijn opa en oma wonen in een klein huis. Zij zijn oud maar erg aardig.
Ik heb ook een oom en een tante. Mijn oom heet Piet. Mijn tante heet Marie. Zij hebben twee kinderen: een zoon en een dochter. De zoon is mijn neef. De dochter is mijn nicht.
Heb jij broers of zussen? Ja, ik heb één zus.
Mijn man heet David. Wij hebben geen kinderen.
Dag!