Op het station. "Let op! De trein naar Utrecht vertrekt van spoor 5." Ik begrijp het. Mijn trein is op spoor 5.
In de winkel. Verkoper: "Wilt u een tasje? Dat kost tien cent." Ik: "Ja, graag. Alstublieft."
Op straat. Man: "Pardon, weet u hoe laat het is?" Ik: "Ja, het is half drie." Man: "Dank u wel."
In de les. Leraar: "Pak je boek. Open het boek op pagina twintig. Lees de tekst." Ik begrijp de instructies. Ik pak mijn boek en lees de tekst.
Een email: "Hallo, de vergadering van morgen is om 11 uur in kamer 8. Groeten, Jan" Ik begrijp het. De vergadering is niet om 10 uur, maar om 11 uur.
Een bordje: "INGANG" Ik begrijp het. Dit is de ingang.
Ik kan nu eenvoudige instructies en informatie begrijpen. Dat is goed!