Asking and Giving Personal Information (A1)

Here are common questions and ways to answer about basic personal details:

• Name:
• Question (informal): Hoe heet je? (What's your name?)
• Question (formal): Hoe heet u?
• Answer: Ik heet [Name]. or Ik ben [Name]. or Mijn naam is [Name].

• Origin:
• Question (informal): Waar kom je vandaan? (Where do you come from?)
• Question (formal): Waar komt u vandaan?
• Answer: Ik kom uit [Country/City]. (I come from [Country/City].)

• Residence:
• Question (informal): Waar woon je? (Where do you live?)
• Question (formal): Waar woont u?
• Answer: Ik woon in [City/Street]. (I live in [City/Street].)

• Age:
• Question (informal): Hoe oud ben je? (How old are you?)
• Question (formal): Hoe oud bent u?
• Answer: Ik ben [Number] jaar oud. (I am [Number] years old.) - Often just Ik ben [Number].

• Languages:
• Question (informal): Welke talen spreek je? (Which languages do you speak?)
• Question (formal): Welke talen spreekt u?
• Answer: Ik spreek [Language 1] en [Language 2]. (I speak [Language 1] and [Language 2].)
• Example: Ik spreek Engels en een beetje Nederlands. (I speak English and a little Dutch.)