Kijk, een klein huisje! Het meisje speelt met een poppetje. Wil je een kopje koffie? Ik heb een briefje voor je.
Het jongetje heeft een klein hondje. Er staat een boompje in de tuin. Mag ik een glaasje water? Hij schrijft in een boekje.
Wat een lief katje! Zullen we een stukje wandelen? Geef me een kusje.
We kochten een cadeautje voor haar. Het zonnetje schijnt vandaag. Ik heb een vraagje. Het is maar een probleempje.
Dat mannetje is grappig. Er zit een vogeltje in de boom.