a2-23-reading

Mijn broer is leraar op een basisschool. Hij werkt fulltime. Hij vindt zijn baan erg leuk, maar soms ook vermoeiend.

Mijn zus werkt als verpleegkundige in een ziekenhuis. Ze heeft onregelmatige werktijden. Haar collega's zijn aardig.

Ik ben programmeur bij een IT-bedrijf. Ik werk vaak thuis. Ik verdien een goed salaris. Ik moet veel vergaderen via de computer.

Een vriend van mij is werkloos. Hij zoekt een nieuwe baan en hij solliciteert veel.

Mijn vader is gepensioneerd. Vroeger was hij ingenieur.

Wat voor werk doe jij? Waar werk je? Wat is je beroep?