Chapter 25: Vocabulary - Hobbies and Free Time (Hobby's en Vrije Tijd)

Introduction

Talking about what you enjoy doing in your free time is a great way to connect with people. This chapter provides vocabulary for common hobbies, leisure activities, and related expressions.

Key Questions

Wat zijn je hobby's? (What are your hobbies?)
Wat doe je graag in je vrije tijd? (What do you like to do in your free time?)
Heb je veel vrije tijd? (Do you have a lot of free time?)
Doe je aan sport? (Do you do sports?)
Speel je een muziekinstrument? (Do you play a musical instrument?)

Common Hobbies and Activities (`Hobby's en Activiteiten`)

Creative Activities:

lezen (reading)
schrijven (writing)
tekenen (drawing)
schilderen (painting)
fotograferen (photographing) / fotografie (photography)
muziek maken (making music)
een muziekinstrument bespelen (playing a musical instrument)
gitaar spelen (playing guitar)
piano spelen (playing piano)
viool spelen (playing violin)
drummen (drumming)
zingen (singing)
dansen (dancing)
koken (cooking)
bakken (baking)
tuinieren (gardening)
knutselen (crafting, doing handicrafts)
naaien (sewing)
breien (knitting)

Sports and Physical Activities (Sport en Beweging):

sporten (doing sports, exercising)
voetballen (playing football/soccer)
tennissen (playing tennis)
hockeyen (playing hockey)
basketballen (playing basketball)
volleyballen (playing volleyball)
zwemmen (swimming)
hardlopen / joggen (running / jogging)
wandelen (walking, hiking)
fietsen (cycling)
naar de sportschool gaan (going to the gym)
fitnessen (doing fitness)
yoga doen (doing yoga)
skiën (skiing)
schaatsen (ice skating)

Relaxation and Entertainment (Ontspanning en Vermaak):

muziek luisteren (listening to music)
naar de film gaan / naar de bioscoop gaan (going to the movies / cinema)
films kijken / series kijken (watching films / series)
televisie kijken / tv kijken (watching television / TV)
uitgaan (going out - e.g., to bars, clubs) - Separable: ging uit / gingen uit / is uitgegaan
naar een concert gaan (going to a concert)
naar het theater gaan (going to the theatre)
naar een museum gaan (going to a museum)
reizen (traveling)
op vakantie gaan (going on holiday/vacation)
spelletjes spelen (playing games)
computerspelletjes / games (computer games)
bordspellen (board games)
kaartspellen (card games)
puzzelen (doing puzzles)
shoppen / winkelen (shopping)
met vrienden afspreken (meeting up with friends) - Separable: sprak af / spraken af / heeft afgesproken
naar een cafë gaan (going to a cafe)
naar een restaurant gaan (going to a restaurant)
ontspannen (relaxing)
niets doen (doing nothing)

Related Nouns and Concepts

de vrije tijd (free time)
de hobby (hobby)
het weekend (the weekend)
de avond (the evening)
de vakantie (holiday, vacation)
de sport (sport)
de muziek (music)
de film (film, movie)
de serie (series)
het boek (book)
het spel / het spelletje (game / little game)
de natuur (nature)
de stad (city, town)
de vriend / de vriendin (friend - m/f)
het gezin / de familie (family)
de club / de vereniging (club / association)

Talking About Preferences

Ik vind [hobby] leuk. (I find [hobby] fun / I like [hobby].)
Ik vind lezen leuk.
Ik houd van [hobby/activity]. (I love [hobby/activity].)
Ik houd van reizen.
Mijn hobby is [hobby]. (My hobby is [hobby].)
Ik doe graag [activity]. (I like doing [activity].)
Ik wandel graag in de natuur.
In mijn vrije tijd [verb] ik graag. (In my free time I like to [verb].)
In mijn vrije tijd lees ik graag.
[Hobby] is mijn passie. ([Hobby] is my passion.)