Introduction
Navigating daily life often involves visiting public places and using various services. This chapter covers essential vocabulary for places like the post office, bank, station, library, and municipality, along with related actions and items.
Common Public Places (Openbare Plaatsen)
het postkantoor(the post office)de bank(the bank)het station(the station - usually train/bus/metro)de luchthaven/het vliegveld(the airport)de bibliotheek(the library)het gemeentehuis/het stadhuis(the town hall / city hall)de gemeente(the municipality)het politiebureau(the police station)het ziekenhuis(the hospital)de apotheek(the pharmacy)de supermarkt(the supermarket)de winkel(the shop / store)de bakker(the bakery)de slager(the butcher shop)de kledingwinkel(the clothes shop)de boekwinkel/de boekhandel(the bookshop)het restaurant(the restaurant)het cafë(the cafe / pub)het museum(the museum)de bioscoop(the cinema)het theater(the theatre)het park(the park)het zwembad(the swimming pool)de sportschool(the gym)de kerk(the church)de moskee(the mosque)de synagoge(the synagogue)
Services and Related Items (Diensten en Gerelateerde Zaken)
At the Post Office (Op het Postkantoor):
een brief / kaart versturen(to send a letter / card)een pakket versturen / ontvangen(to send / receive a package)de postzegel/de postzegels(the stamp / stamps)de envelop(the envelope)het adres(the address)de postcode(the postal code)de brievenbus(the mailbox / letterbox)
At the Bank (Bij de Bank):
geld opnemen(to withdraw money) - Separable: nam op / namen op / heeft opgenomengeld storten(to deposit money)geld overmaken(to transfer money) - Separable: maakte over / maakten over / heeft overgemaakteen rekening openen / sluiten(to open / close an account)de bankrekening(the bank account)de pinpas(the debit card)de creditcard(the credit card)de geldautomaat/de pinautomaat(the ATM / cash machine)pinnen(to pay by debit card / withdraw cash) - Regular: pinde / pinden / heeft gepindcontant geld(cash)
At the Station (Op het Station):
een kaartje kopen(to buy a ticket)inchecken/uitchecken(to check in / out)het spoor/het perron(the track / platform)de trein / bus / tram / metro(the train / bus / tram / metro)de vertrektijden/de aankomsttijden(departure times / arrival times)de dienstregeling(the timetable)overstappen(to transfer / change)de vertraging(the delay)
At the Library (In de Bibliotheek):
boeken lenen(to borrow books)boeken terugbrengen(to return books) - Separable: bracht terug / brachten terug / heeft teruggebrachtlid worden(to become a member)de lidmaatschapskaart/de bibliotheekpas(the membership card / library card)de computer gebruiken(to use the computer)studeren/lezen(to study / read)stilte(silence)
At the Municipality (Bij de Gemeente):
zich inschrijven(to register oneself) - Reflexive, Separable: schreef in / schreven in / heeft ingeschreveneen paspoort aanvragen / ophalen(to apply for / pick up a passport)een identiteitskaart (ID-kaart)(an identity card)een rijbewijs(a driver's license)een afspraak maken(to make an appointment)het loket(the counter / desk)het formulier invullen(to fill in the form) - Separable: vulde in / vulden in / heeft ingevuld
General Actions and Phrases
open(open)gesloten/dicht(closed)de openingstijden(the opening hours)wachten(to wait)in de rij staan(to stand in line / queue)betalen(to pay)kopen(to buy)verkopen(to sell)vragen(to ask)helpen(to help)nodig hebben(to need)Waar is ...?(Where is ...?)Hoe kom ik bij ...?(How do I get to ...?)Kunt u mij helpen?(Can you help me?)Ik wil graag ...(I would like ...)
This vocabulary helps you navigate essential public places and services. Learn the names of the places, the items you might need (stamps, tickets, library cards), and the verbs associated with the actions you perform there (sending, withdrawing, borrowing, applying). Practice asking for directions and help in these locations.