Ik ben gisteren naar de bioscoop gegaan. Ben jij ook gegaan? Nee, ik ben thuis gebleven.
Hij is met de fiets naar zijn werk gekomen. Is zij met de auto gereden? Nee, zij is met de bus gereisd.
De planten zijn goed gegroeid. Het weer is veranderd. Het is kouder geworden.
Wij zijn vorige week naar Parijs gevlogen. Wanneer zijn jullie vertrokken? Wij zijn op maandag vertrokken.
Het feest is al begonnen! Wanneer ben jij gekomen? Ik ben net aangekomen.
Ik ben nog nooit in Azië geweest.