a2-38-reading

Voorbeeld 1: Telefoongesprek (Afspraak maken)

Receptioniste: Goedemorgen, Tandartspraktijk De Wit. Beller: Goedemorgen, met Jan Pietersen. Ik wil graag een afspraak maken voor controle. Receptioniste: Okë, meneer Pietersen. Wanneer zou u kunnen? Beller: Kan het volgende week dinsdagmiddag? Receptioniste: Even kijken... Ja, dinsdag om half drie hebben we nog plaats. Beller: Prima, half drie. Receptioniste: Okë, dan staat de afspraak genoteerd. Dinsdag om half drie. Beller: Dank u wel. Receptioniste: Graag gedaan, tot dan.

(Vragen: Wie belt? Waarom belt hij? Wanneer is de afspraak?)

Voorbeeld 2: Aankondiging op station

"Dames en heren, de Intercity naar Amsterdam Centraal van 10 uur 15 vertrekt vandaag van spoor 8. Ik herhaal, de trein naar Amsterdam van 10 uur 15 vertrekt van spoor 8. Deze trein heeft ongeveer 5 minuten vertraging."

(Vragen: Welke trein? Hoe laat vertrekt de trein? Van welk spoor? Is er vertraging?)

Voorbeeld 3: Korte beschrijving

"Mijn nieuwe collega heet Lisa. Ze komt uit Duitsland. Ze werkt hier nu drie weken. Ze is erg aardig en ze leert snel Nederlands. In haar vrije tijd wandelt ze graag."

(Vragen: Hoe heet de collega? Waar komt ze vandaan? Wat doet ze graag in haar vrije tijd?)