a2-5-reading

Gisteren was ik thuis. Was jij ook thuis? Nee, ik was op kantoor. Het was druk.

Hij was ziek vorige week. Zij was lerares. Nu werkt ze niet meer. Het weer was gisteren erg slecht.

Waren jullie op vakantie? Ja, wij waren in Frankrijk. Het was erg leuk! Zij waren ook op vakantie. Zij waren in Spanje.

Ik had vroeger een kat. Had jij huisdieren? Ja, wij hadden een hond toen ik een kind was.

Hij had geen tijd voor de vergadering. Zij had hoofdpijn. Wij hadden veel bagage. Jullie hadden geluk met het weer! Zij hadden geen geld bij zich.

Was het leuk? Had je plezier?