Chapter 19: Vocabulary - Technology and Media (Technologie en Media)

Introduction

Technology (de technologie) and media (de media) are integral parts of modern life. This chapter covers essential B1 vocabulary related to computers, the internet, communication devices, and different forms of media.

Computers and Internet (Computers en Internet)

de computer (computers): computer(s)
de laptop (laptops): laptop(s)
de tablet (tablets): tablet(s)
het scherm: screen, monitor
het toetsenbord: keyboard
de muis: mouse
de printer: printer
printen / afdrukken: to print
het internet: the internet
online / offline: online / offline
verbinding maken met: to connect to
de verbinding: connection
draadloos / het wifi (de wifi is also common): wireless / Wi-Fi
de website (websites): website(s)
de link (links): link(s)
klikken (op): to click (on)
downloaden: to download
uploaden: to upload
zoeken (op internet): to search (on the internet)
de zoekmachine: search engine (e.g., Google)
de e-mail (e-mails): email(s)
mailen / e-mailen: to email
een e-mail sturen/verzenden: to send an email
een e-mail ontvangen: to receive an email
het e-mailadres: email address
het bestand (bestanden): file(s)
opslaan: to save (a file)
openen: to open (a file)
sluiten: to close (a file/program)
de software: software
de hardware: hardware
het wachtwoord: password
inloggen / uitloggen: to log in / to log out
de gebruiker: user
de gebruikersnaam: username

Example Sentences:

Ik gebruik mijn laptop elke dag voor mijn werk. (I use my laptop every day for my work.)
Kun je mij de link naar die website sturen? (Can you send me the link to that website?)
Heb je een goede internetverbinding? (Do you have a good internet connection?)
Vergeet niet om je bestanden op te slaan. (Don't forget to save your files.)
Je moet inloggen met je gebruikersnaam en wachtwoord. (You need to log in with your username and password.)

Communication Devices (Communicatiemiddelen)

de telefoon (telefoons): telephone(s)
de mobiele telefoon / de mobiel / de gsm (BE): mobile phone / cell phone
de smartphone (smartphones): smartphone(s)
bellen / opbellen: to call (on the phone)
een bericht sturen: to send a message
het bericht / het sms'je: message / text message (SMS)
de app / de applicatie: app / application
sociale media (plural): social media (e.g., Facebook, Instagram, Twitter/X)
posten: to post (on social media)
chatten: to chat (online)

Example Sentences:

Mijn mobiel is bijna leeg. (My mobile phone battery is almost empty.)
Ik bel je later terug. (I will call you back later.)
Stuur me een berichtje als je aankomt. (Send me a message when you arrive.)
Welke apps gebruik jij het meest? (Which apps do you use the most?)
Zij is erg actief op sociale media. (She is very active on social media.)

Media (Media)

de media (plural): media
het nieuws: the news
de krant (kranten): newspaper(s)
het artikel: article
het tijdschrift (tijdschriften): magazine(s)
de televisie (tv): television (TV)
het programma: program(me)
de serie: series
de film: film, movie
de afstandsbediening: remote control
de radio: radio
de reclame: advertisement, commercial
de journalist / de journaliste: journalist (m/f)
de fotograaf / de fotografe: photographer (m/f)
de camera: camera

Example Sentences:

Ik lees elke ochtend de krant online. (I read the newspaper online every morning.)
Wat is er vanavond op televisie? (What's on television tonight?)
Luister je vaak naar de radio in de auto? (Do you often listen to the radio in the car?)
Er is te veel reclame tussen de programma's. (There are too many commercials between the programs.)
Het nieuws van acht uur begint zo. (The eight o'clock news is starting soon.)

This chapter provides essential B1 vocabulary for talking about computers, the internet, communication devices, and various forms of media. As technology and media evolve rapidly, new terms appear frequently, but this list covers the fundamental concepts needed for everyday conversations and understanding.