Chapter 21: Vocabulary - Education System Details (Onderwijssysteem)

Introduction

Understanding the education system (het onderwijssysteem) is relevant whether you are studying, have children in school, or are discussing societal topics. This chapter provides B1-level vocabulary for different levels of education, school subjects, and related concepts, with a focus on the Dutch system (though some terms apply broadly).

Levels of Education (Onderwijsniveaus)

het onderwijs: education
de kinderopvang: childcare
de crëche / het kinderdagverblijf: daycare center, nursery
de peuterspeelzaal: preschool, playgroup (approx. ages 2-4)
het basisonderwijs: primary education
de basisschool: primary school (approx. ages 4-12, Groep 1-8 in NL)
de groep: group, grade level (in NL primary schools)
de leerkracht / de leraar / de lerares / de juf / de meester: primary school teacher (general / m / f / informal f / informal m)
het voortgezet onderwijs: secondary education (approx. ages 12-18)
de middelbare school: secondary school (general term)
(NL Levels - examples):
het VMBO (Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs): preparatory secondary vocational education
het HAVO (Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs): higher general secondary education (prepares for HBO)
het VWO (Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs): pre-university education (prepares for university)
het atheneum
het gymnasium (includes Latin/Greek)
de brugklas: first year of secondary school (transition year)
de leerling / de scholier: pupil, student (secondary school)
de docent / de leraar: teacher (secondary school)
het beroepsonderwijs: vocational education
(NL Levels - examples):
het MBO (Middelbaar Beroepsonderwijs): secondary vocational education (follows VMBO or sometimes HAVO/VWO)
het hoger onderwijs: higher education
(NL Levels - examples):
het HBO (Hoger Beroepsonderwijs): higher professional education (universities of applied sciences)
het WO (Wetenschappelijk Onderwijs): academic education (research universities)
de hogeschool: university of applied sciences (HBO)
de universiteit: university (WO)
studeren: to study (at higher education level)
de student / de studente: student (m/f) (higher education)
de studie: study, course, program
de opleiding: training, course, program
de docent / de professor / de hoogleraar: lecturer / professor

School/Study Concepts (School- en Studiebegrippen)

het vak (vakken): subject(s)
de taal (talen): language(s) (e.g., Nederlands, Engels, Frans, Duits)
de wiskunde: mathematics
de geschiedenis: history
de aardrijkskunde: geography
de biologie: biology
de scheikunde: chemistry
de natuurkunde: physics
de economie: economics
de gymnastiek / gym: physical education (PE)
de les (lessen): lesson(s), class(es)
het huiswerk: homework
huiswerk maken: to do homework
de toets (toetsen): test(s), quiz(zes)
het examen (examens): exam(s)
examen doen: to take an exam
slagen (voor): to pass (an exam)
zakken (voor): to fail (an exam)
het cijfer (cijfers): grade(s), mark(s)
een goed/slecht cijfer halen: to get a good/bad grade
het diploma (diploma's): diploma(s), certificate(s)
het rooster: timetable, schedule
de pauze: break (between lessons)
de vakantie (vakanties): holiday(s), vacation(s)
de zomervakantie, de kerstvakantie, etc.
leren: to learn
studeren: to study (usually implies higher education or focused learning)
uitleggen: to explain
begrijpen: to understand
de kennis: knowledge
de vaardigheid (vaardigheden): skill(s)

Example Sentences:

Mijn favoriete vak op de middelbare school was geschiedenis. (My favourite subject at secondary school was history.)
De studenten moeten veel leren voor het examen. (The students have to study a lot for the exam.)
Kun je mij alsjeblieft de wiskunde uitleggen? Ik begrijp het niet. (Can you please explain the maths to me? I don't understand it.)
Na het VWO kun je naar de universiteit gaan studeren. (After VWO, you can go study at university.)
Zij heeft goede cijfers gehaald en is geslaagd voor haar diploma. (She got good grades and passed her diploma.)

This vocabulary helps navigate conversations about education in Dutch. Understanding the different levels (basisonderwijs, voortgezet onderwijs, MBO, HBO, WO in the Netherlands) and common concepts like subjects (vakken), exams (examens), and grades (cijfers) is essential for B1 communication related to schooling and studies.