Introduction: Talking About Possibilities

Hypothesizing (making assumptions about how things might be or might have been) and speculating (guessing about the future or unknown situations) are common communication functions. At B1, you can start doing this using specific grammatical structures and phrases.

1. Using the Conditional Mood (zouden)

The conditional mood (using zouden + infinitive) is central to hypothesizing about unreal or possible situations (see Chapter 4).

• Hypothetical Situations (Present/Future): Often uses Als... (O.V.T.), zou... (If... (simple past), would...)
• Als ik meer geld had, zou ik een wereldreis maken. (If I had more money, I would make a world trip.)
• Wat zou je doen als je de loterij won? (What would you do if you won the lottery?)
• Als het niet regende, zouden we nu buiten zitten. (If it weren't raining, we would be sitting outside now.)

• Hypothetical Situations (Past): Uses conditional past (zouden + hebben/zijn + past participle) and often Als... (V.V.T.), zou... (If... (past perfect), would have...)
• Als ik dat had geweten, zou ik je hebben geholpen. (If I had known that, I would have helped you.)
• Hij zou niet te laat zijn gekomen als de trein op tijd was geweest. (He wouldn't have been late if the train had been on time.)

2. Using Modal Verbs of Possibility/Probability

Modal verbs like kunnen, zullen (often with wel), and moeten can express degrees of speculation or probability.

• kunnen (Could / Might be): Expresses possibility.
• Hij kan ziek zijn. (He could be sick / It's possible he is sick.)
• Het kan morgen gaan regenen. (It might rain tomorrow.)
• Dat zou kunnen. (That could be / That's possible.) - Conditional zou adds tentativeness.
• zullen + wel (Will probably / Must be): Expresses strong probability or assumption.
• Hij zal wel thuis zijn nu. (He'll probably be home now / He must be home now.)
• Zij zal wel moe zijn na die lange reis. (She must be tired after that long journey.)
• Dat zal wel. (That's probably the case / I suppose so.)
• moeten (Must be - Logical Conclusion): Expresses a logical deduction or high certainty.
• Hij is niet op kantoor. Hij moet ziek zijn. (He's not at the office. He must be sick.)
• De lichten zijn aan. Er moet iemand thuis zijn. (The lights are on. Someone must be home.)

3. Using Adverbs of Speculation

Adverbs can modify the certainty of a statement.

• misschien: maybe, perhaps
• Misschien komt hij later. (Maybe he'll come later.)
• waarschijnlijk: probably
• Hij is waarschijnlijk al vertrokken. (He has probably already left.)
• mogelijk: possibly
• Dat is mogelijk de oorzaak. (That is possibly the cause.)
• vermoedelijk: presumably, probably
• Zij is vermoedelijk de beste kandidaat. (She is presumably the best candidate.)
• wellicht: perhaps, possibly (slightly more formal than misschien)
• Wellicht kunnen we dat een andere keer bespreken. (Perhaps we can discuss that another time.)

4. Using Speculative Phrases

• Stel je voor dat...: Imagine that... / Suppose that...
• Stel je voor dat we de loterij winnen! (Imagine that we win the lottery!)
• Ik vraag me af of/wat/hoe...: I wonder if/what/how...
• Ik vraag me af of hij komt. (I wonder if he is coming.)
• Het zou kunnen dat...: It could be that...
• Het zou kunnen dat de winkel al gesloten is. (It could be that the shop is already closed.)
• Ik neem aan dat...: I assume that...
• Ik neem aan dat je akkoord gaat. (I assume that you agree.)
• Veronderstel dat...: Suppose that...
• Veronderstel dat hij niet komt, wat doen we dan? (Suppose that he doesn't come, what do we do then?)

Expressing Degrees of Certainty

Combine these structures to show how certain you are:

• High Certainty: Hij moet ziek zijn. / Hij zal wel ziek zijn. / Hij is zeker ziek. (He must be sick / He is definitely sick.)
• Probability: Hij is waarschijnlijk ziek. / Vermoedelijk is hij ziek.
• Possibility: Hij kan ziek zijn. / Misschien is hij ziek. / Het zou kunnen dat hij ziek is.

Hypothesizing and speculating involve talking about things that are not certain. Key tools include:

• The conditional mood (Als..., zou...)
• Modal verbs (kunnen, zullen wel, moeten)
• Adverbs (misschien, waarschijnlijk, mogelijk)
• Specific phrases (Stel je voor dat..., Ik vraag me af of..., Ik neem aan dat...)

Using these structures allows you to express possibilities, assumptions, and probabilities with appropriate nuance at the B1 level.